Op het geniale af – Benedict Wells (Marloes)
Min maal min is plus, toch?
Benedict Wells flikt het weer! Na het prachtige Het einde van de eenzaamheid en het indrukwekkende Becks laatste zomer komt de Duitse auteur opnieuw met een indrukwekkende roman: Op het geniale af. Wederom krijgt de lezer te maken met een roadnovel. Deze keer beslaat het het verhaal van Francis.
Francis is net volwassen wanneer hij zijn moeder voor de zoveelste keer naar een psychiatrische inrichting brengt. Ze kampt met depressieve klachten en Francis kan het niet meer alleen aan. In de inrichting ziet hij de vrouw van zijn dromen; Anne-May. Zij is opgenomen en wil in eerste instantie niets van Francis weten. Dit verandert wanneer Francis volhoudt. Hij blijft langskomen en langzaam komen ze meer van elkaar te weten. Maar dan zet een gebeurtenis het leven van Francis opnieuw op zijn kop. Zijn moeder probeert zelfmoord te plegen en Francis vindt de brief die hij had moeten vinden wanneer zij er niet meer was.
Die brief verandert vervolgens zijn leven. Zijn moeder vertelt eindelijk wie de vader van Francis is. Helaas blijkt dat antwoord niet zo simpel. Francis blijkt het resultaat van een ‘proef’ met ‘geniedonoren’ te zijn. In een ultieme poging zijn vader te vinden reist Francis af met beste vriend Grover en Anne-May. Als zijn vader zo’n genie was, dan zou hij dat toch ook moeten zijn?
Op het geniale af is niet zomaar de eerste de beste roadnovel. Wells ontwikkelt een werkelijk waar prachtig verhaal dat van begin tot eind kwetsbaar en teer is. Met de opvoering van Anne-May, Francis en Grover brengt Wells het verhaal al in de eerste bladzijden tot leven. De drie jongeren worden alle drie op hun eigen manier pijnlijk getroffen door de maatschappij. Waar de ene kampt met depressies, moet de ander leven in een wereld waar hij geen enkele kans lijkt te krijgen. Grover moet, op zijn beurt, accepteren dat hij gepest wordt. Wells brengt ze met elkaar in contact en laat ze praten. Geen van drie heeft ‘grote verhalen’, maar allen lijken ze kwetsbaar en open.
Veel aandacht is daarbij weggelegd voor de gedachten en gevoelens van Francis. Via hem krijgt de lezer informatie over hemzelf, maar ook over Grover en Anne-May. Met een gekleurde bril – de bril van iemand die leeft in armoede en niet uit de vicieuze cirkel kan komen – kijkt de lezer vervolgens naar de wereld, Grover en Anne-May; iets wat het verhaal ten goede komt.
Met die personages ontstaat vervolgens een indrukwekkend verhaal. Wells laat de drie jongeren samen op zoek gaan naar de vader van Francis. Ze stappen in een auto en vertrekken. Gedurende de reis ontstaat bij de lezer een steeds completer beeld. Grover en Anne-May laten kleine stukjes uit hun leven zien, maar vooral Francis maakt je deelgenoot van zijn persoonlijk leed. Naarmate hij verder van huis komt, gaat hij steeds dieper nadenken over de essenties binnen zijn leven. ‘Wat doet het met je als je een onbekende donorvader hebt?’ of ‘Hoe voelt het om een resultaat van een project te zijn?’ lijken steeds verder naar de voorgrond te komen en ook grote kwesties als ‘maakt intelligent-zijn gelukkig?’ of de ‘genieënspermabank’ krijgen de ruimte. Hiermee vangt Wells de lezer. Door Francis en de anderen zo open, klein en eerlijk neer te zetten, kun je niet anders dan met ze meevoelen. Francis’ leed wordt op die manier het leed van de lezer en zijn essentiële vraagstukken worden de levensvragen van de lezer.
Dit alles plaatst Wells in een sterk plot dat een weergaloze opbouw kent. De op het oog ‘simpele’ constructie van de roadnovel waarbij jongeren in een auto vertrekken en tot praten komen, blijkt een gouden greep voor dit boek. Wells gebruikt het als hulpmiddel om de lezer door te kunnen laten dringen in de psyche van Francis en dat slaat in als een bom. Hij eindigt de roman op een manier vol lef en precies zoals het een hoofdstuk in het leven: pats boem. Dat verdient lof. Veel lof.