Onder de sterren van Montpellier – Marina Folkers (Marloes)
Zoetsappig ‘Confiance’ brengt weinig
Zoetsappig? Jazeker! Cliché? Zeker wel. Vernieuwend? Nee, helaas. Simpel? Ja, ‘té’ in dit geval. Het zijn deze vier woorden waarmee Onder de sterren van Montpellier van Marina Folkers zich laat samenvatten. Het enige pluspuntje in de overduidelijke feelgoodroman is wellicht de hoge dosis liefde. Want ja, zeg nou eerlijk: zwijmelen willen we allemaal wel.
In Onder de sterren van Montpellier maken we kennis met Cleo. Na een façade op haar werk wil ze het liefste weg. Zo snel mogelijk. Een prachtige kans doet zich voor wanneer ze het aanbod krijgt naar Zuid-Frankrijk af te reizen en een huis te schilderen. Het is dé manier om de werkelijkheid te ontvluchten en te genieten van een goedkope vakantie.
In Zuid-Frankrijk is het echter al snel gedaan met de rust. Buurman Luc blijkt een knappe jongeman te zijn die zich niet afzijdig houdt. Al snel ontstaat een leuk clichécontact. Helaas is zowel Cleo als Luc niet geheel eerlijk over zijn of haar geschiedenis. Het kan een beginnende romance behoorlijk in de weg staan.
Wellicht moet het feit dat je de roman zo makkelijk kunt samenvatten een eerste waarschuwing van ‘oppervlakkigheid’ zijn. De plot kent één echte verhaallijn, heeft twee simpele personages die iets vertellen over die lijn en het mist elke vorm van thematische dubbellaag. Ja, het samenvatten wordt er makkelijk van, en ja, het werkt tegelijkertijd verveling in de hand.
De opbloeiende romance is, zoals eerder al benoemd, wellicht het enige écht positieve kenmerk van Onder de sterren van Montpellier. De opbloeiende relatie tussen Luc en Cleo, met alle ongemakken van dien, wordt van A tot Z beschreven. Als lezer dein je mee op de gevoelens van beide hoofdpersonen en smikkel je bij elke stap die ze zetten. De ronduit ongemakkelijke climax komt allesbehalve onverwacht, maar blijft genieten. Het zien ‘mislukken’ van andermans liefde kan toch zó heerlijk zijn.
En daarmee is helaas het enige écht sterke element wel besproken. Het verhaal dat Folkers omschrijft is vanaf de eerste letter ronduit clichématig. Als lezer zie je al van verre aankomen dat Luc en Cleo elkaar ‘gaan vinden’, maar door het noodlot min of meer uit elkaar gedreven gaan worden. Daarbij zijn ook de geheimen die het duo heeft allesbehalve nieuw of verrassend. Zelfs bijpersonages als broers, zussen, vriendinnen, oma’s, obers en moeders zijn weinig anders dan in talloze andere verhalen.
Geheel volgens verwachting zijn ook Cleo en Luc half uitgewerkt. Veel verder dan platte, papieren personages komen ze niet. Als lezer krijg je maar weinig karaktertrekken van beide volwassenen te zien, waardoor ook enige afstand ontstaat tot het verhaal.
Die afstand wordt vervolgens versterkt door een behoorlijk ongelukkig gekozen perspectief waarbij telling veel vaker gehanteerd wordt dan showing. De schrijfster wisselt tussen het beeld van Luc en Cleo – verteld vanuit een personaal perspectief – , maar maakt er bij vlagen een rommeltje van. Even lijkt het verhaal vanuit een alwetend perspectief verteld te zijn. Dat is een gouden greep, wanneer je alle kansen van dat perspectief benut. Echter, het buitenstaand commentaar mist en de kansen geregeld in de toekomst te kijken en selectief informatie met de lezer te delen blijven onbenut. Op die manier ontstaat meer een plat, afstandelijk verhaal dan een goed geconstrueerde feelgood.
De echte feelgoodlover zal het boek wellicht omarmen vanwege de liefdesverhalen en de bijbehorende ellende. Echter, wie enige diepgang of originaliteit verwacht, blijft na Onder de sterren van Montpellier achter als een hongerige wolf.