En ik was zijn held – Rindert Kromhout (Marloes)
Het Duitsland van nu werd het Duitsland van toen
Klaus Mann, de zoon van de wereldberoemde Thomas Mann, fungeert in En ik was zijn held als hoofdpersoon. Na Een Mann, waarin Rindert Kromhout eerder al aandacht schonk aan het leven van de familie Mann, zoomt hij opnieuw in op de ontwikkelingen van de jonge schrijver. Ditmaal beschiet hij een zeer interessante periode: de jaren voor de Tweede Wereldoorlog.
Klaus en broers en zussen, waaronder zus Erika, krijgen begin jaren dertig te maken met de nazistische ideeën van Hitler. Langzaam lijkt hun schrijversvrijheid aan banden gelegd te worden. Zus Erika is de eerste die felle kritiek uit in haar voorstellingen met Die Pfeffermühle. Ook Klaus wil van zich afbijten en kiest hiervoor de krant als medium. Alleen tovenaar Thomas Mann blijft achter, hoewel hij zich tegen het nazisme uit: zijn populariteit is hem veel waard.
Wanneer de schrijvers, dichters en toneelspelers verder in het nauw gedreven worden, vluchten ze naar het buitenland. Vanuit Parijs en Zwitserland proberen voornamelijk Erika en oom Heinrich hun stem te laten horen. Klaus probeert via het buitenland zijn politieke stukken geplaatst te krijgen, maar vangt bot. Zwelgend in het verdriet (zijn grote liefde Hans verliet hem) bedenkt hij een uitweg. Hij keert naar Nederland om daar Die Sammlung op te starten: een tijdschrift waar de gevluchte Duitse schrijver een stem kan krijgen.
Thomas Mann zal voor menigeen een bekende schrijver zijn. De man, winnaar van de nobelprijs van de literatuur, schreef menig boek. Zijn zoon, Klaus, geniet een lagere bekendheid, maar is zo mogelijk interessanter dan Thomas. De felle kritiek van Klaus tegenover Duitsland en het in de Tweede Wereldoorlog heersende regime spreekt boekdelen. De manier waarop Klaus een stem geeft aan de schrijvers die de mond gesnoerd waren, is speciaal.
Mede dit gegeven maakt En ik was zijn held tot een interessant boek. Kromhout richt zich niet op de gewelddadige gruwelen in de oorlog, maar maakt een andere kant van deze periode bespreekbaar: de beperking van de vrijheid van het geschreven woord. Kromhout plaatst zijn verhaal in een met geschiedenisfeiten doorspekt verhaal dat in alles past in de tijd waarin het zich afspeelde. Daarmee krijgt de roman niet alleen een literair, maar ook educatief karakter: het belicht een kant die veelal onbeschreven blijft: ‘Ik zou willen dat de tovenaar eindelijk zijn mond opendeed en dat we allemaal samen, oom Heinrich, Eissie, de tovenaar en ik, één front zouden vormen tegen de nazi’s, in boeken, in kranten en op toneel.’ Anders dan in veel andere boeken bespreekt Kromhout de elite uit die tijd. Geen arme arbeiders, sociaal lagere klassen of buitenstaanders: de kers op de taart van het land.
En ik was zijn held is een boeiende roman, tot in detail gebaseerd op geschiedenisgebeurtenissen, over echt bestaande personages. Het raakt een gevoelige snaar: de literaire wereld en de censuur op literair werk en daarmee de aanval op de vrijheid van het schrijverschap is van alle tijden. Iemands vrijheid in het woord ontnemen, is cruciaal, zo blijkt. Kromhout schiet overduidelijk raak.