Leven en laten leven – Hendrik Groen (Marloes)
Groen zoekt de grens
Het klinkt een beetje macaber: je eigen begrafenis plannen. Het is echter wel wat Hendrik Groen zijn personage Arthur laat doen in Leven en laten leven. De derde roman van Groen belooft dan ook een bijzonder en bij vlagen luguber verhaal te worden.
Arthur woont al 24 jaar met zijn vrouw Afra in Purmerend. Hij werkt in Breukelen bij een wc-papierfabrikant wanneer hij wordt ontslagen. Arthur, wie een steeds grotere hekel krijgt aan zijn vrouw, krijgt een behoorlijke ontslagvergoeding mee. Hij besluit een nieuw en ander leven te willen. Samen met vrienden Joost en Wouter plant hij een nieuwe toekomst: een huisje in Italië, zonder vrouw Afra. Daarvoor moet hij slechts één ding doen: dood gaan, tweede vriendin Esther inlichten en weer opstaan als iemand anders. Arthur start met het voorbereiden van zijn eigen dood en begrafenis.
Groens roman bevat grotendeels een humoristische inslag. Arthur kijkt met een grote mate van nuchterheid naar zijn eigen leven. In de start van het verhaal lijkt zijn leven behoorlijk op het leven van een alledaagse man in Nederland. Lange tijd blijft dit verhaal ook herkenbaar, maar wordt het bizar door de plannen van Arthur. Als lezer waan je je in een wereld die vertrouwd lijkt, maar het tegelijkertijd niet is.
Ook de door Groen gehanteerde verhaalstijl kan in eerste instantie veel waardering krijgen. Het grootste deel van Leven en laten leven wordt verteld vanuit Arthur. Zijn vertellingen doen aan als een herinnering, maar worden ‘met de tijd mee’ beschreven. Het lijkt alsof het allemaal al gebeurd is, maar tegelijkertijd groei je als lezer mee in het verhaal. Andere delen, cursieve passages, worden vanuit Afra verteld. Zij behandelt dezelfde gebeurtenissen uit het verhaal van Arthur, maar beschrijft ze vanuit haar standpunt en haar gedachtegangen. Dit veroorzaakt een rijk verhaal, waarbij de lezer de kans krijgt een tussenweg te kiezen. Zowel Arthur als Afra behelst een onbetrouwbaar perspectief, maar de lezer kan op deze manier een derde, misschien wat betrouwbaarder, perspectief creëren. Tegelijkertijd is dit een scherpe waarneming van de werkelijkheid: ieder mens ziet en voelt een gebeurtenis op zijn of haar eigen manier.
Naarmate het verhaal vordert, schiet je als lezer voorbij verschillende soms tenenkrommende situaties. Groen zoekt regelmatig de grens met het toelaatbare en mijns inziens overschrijdt hij deze grens en is het verhaal niet altijd meer ‘oké’: ‘‘Papa is dood.’ Yessss! Had ik wel willen roepen. ‘Het is beter zo, Aaf, voor iedereen,’ leek me gepaster.’ Grappig verandert op dat moment in het gevoel waarbij je met schaamte het verhaal leest en er eigenlijk niet meer om kan lachen. Helaas is het verhaal bij vlagen te veel voorzien van dit soort fragmenten, waardoor Leven en laten leven een beetje ‘te’ wordt.
Tegen de slotpassages gebeurt wat je als lezer al lange tijd ongeveer aan had zien komen. Toch weet Groen je te verrassen met het échte einde; het is onverwacht. Leven en laten leven scoort al met al voldoende; de roman laat je lachen en plaatst je op de kritische lijn. Groen brengt humor in een op zichzelf ernstige situatie. Dat hij daarbij de grenzen overschrijdt, is hem min of meer vergeven.