Finse dagen – Herman Koch (Marloes)
Finse dagen; leven of roman?
In 1973 trekt de negentienjarige Herman Koch naar Finland. Hij wil daar zes maanden lang in eenzaamheid overleven en werken op een boerderij, terwijl hij van zijn vader een extra opdracht mee heeft gekregen: bedenk wat je wilt studeren. Koch weet het al lang, hij wil schrijver worden, maar weet dat dit niet ‘afdoende’ is voor zijn vader. In Finland zoekt hij de rust.
Jaren later, in 2012, keert Koch – inmiddels schrijver – terug naar Finland en tijdens de landing herinnert hij zich de eerste Finse woorden: moeder & dood. Dit bezoek aan Finland zal hem brengen naar zijn geschiedenis. In Finse dagen beschrijft Herman Koch deze zoektocht en de herinneringen.
In de literaire wereld is het niet het eerste ‘levensboek’ dat op de plank komt te liggen. Diverse schrijvers gingen Koch voor en diverse schrijvers zullen volgen. De roman Finse dagen is daarin niet uniek. Wel is het boek geheel anders dan bijvoorbeeld het eerder verschenen De greppel of Het diner van dezelfde schrijver. Deze keer geen ietwat bijzondere hoofdpersoon, maar gewoon Herman Koch. Die succesvolle formule uit deze eerdere boeken, de bijzondere hoofdpersoon met een publieksfunctie en alledaagse problemen die zichzelf in de nesten werkt, laat in dit boek daadwerkelijk een gat achter. De hoofdpersoon, Herman, lijkt in tegenstelling tot de andere personages ietwat saai en bezorgt de lezer geen ongemakkelijk gevoel waarbij een mengeling van herkenning en onbegrip een belangrijke rol vertolkt.
Wel wordt het boek gekenmerkt door de specifieke ‘Kochstijl’. Korte zinnen, directe uitingen en passages waarbij geen blad voor de mond genomen wordt, sieren de hoofdstukken: ‘Ik beloofde God dat ik voor altijd in Hem zou blijven geloven wanneer Hij dat wonder zou bewerkstelligen. Als God bestond zou mijn moeder de volgende ochtend voor het eerst sinds weken rechtop in de kussens zitten, een stralende glimlach op haar gezicht. (…). Dat was het ene moment. Het volgende moment wist ik zeker dat God niet bestond en dat alles nog altijd met grote snelheid op het donker afstevende.’ Wederom beschrijft Koch de plot krachtig en vol beeldend taalgebruik, waardoor een vlot lezend verhaal ontstaat. Bovendien stelt Koch de waarheid geregeld ter discussie. Zijn de herinneringen waar of zijn die nieuwe herinneringen ‘ontwikkeld’? Hij neemt een loopje met de geijkte levensverhalen.
De plot van Finse dagen is goed vormgegeven. Koch wisselt gedurende de verschillende delen in het boek tussen heden en verleden en laat daarbij de natuurlijke werking van de hersenen voorop staan. Dat wil zeggen: te pas en te onpas schiet de verteller naar een andere gebeurtenis – geleid door zijn herinneringen – om vervolgens terug te keren naar het eerdere verhaal, waarbij het aan de lezer is uit te maken wat waar is en wat een verzonnen verhaal is. Beide reizen naar Finland, het verleden vol rouw en jeugdigheid en het heden over het schrijverschap en een zoektocht naar het verleden, bevatten hun eigen interessante verhaalgegevens. Echter, als lezer heb je niet het ‘wauw-gevoel’. De plot past enigszins thuis in de steeds groter wordende lijst verhalen waarbij een hoofdpersoon op zoek gaat naar zijn verleden. De roman staat vol algemene thema’s als rouw, vader-zoonrelatie, zoektocht naar jezelf en volwassen worden. Hoewel de manier waarop de jonge Herman Koch rouwt zeker goed en indringend beschreven is, maakt het onvoldoende indruk (drankgebruik, woede jegens een stiefmoeder; we lezen het vaker). Kochs roman is simpelweg niet onderscheidend genoeg.