Het lied van de geesten – Jesmyn Ward (Marloes)
Het lied van de geesten
‘Ik denk wel dat ik weet wat de dood is. Ik denk wel dat de dood iets is wat ik onder ogen kan zien.’ Als het de woorden van een 80-jarige zouden zijn, zou het wellicht enigszins goed kunnen voelen. Als het de woorden van een kind zijn, is het ronduit schokkend. Helaas is het de werkelijkheid in Het lied van de geesten van Jesmyn Ward. De roman, vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema, won de National Book Award en zeker niet onterecht. De woorden van de 12-jarige Jojo openen een prachtig verhaal en zorgen er direct voor dat de roman niet emotieloos te lezen is.
De jonge zwarte Jojo woont met zijn zusje Kayla en moeder Leonie bij granpa en granma (de ouders van Leonie). Zijn vader, de blanke Michael, zit in gevangenis Parchman. Jojo ziet zijn blanke opa (Big Joseph) niet en beschouwt zijn moeder en vader niet langer als vader en moeder, maar als Michael en Leonie.
Vanuit dit prachtig weergeven perspectief werkt Ward haar verhaal uit. Kinderlijke woorden, omgeven door zinnen vol beeldspraak vertellen uiterst simpel een ontzettend indrukwekkend verhaal. Jojo en Kayla worden min of meer verzorgd door hun opa en oma, maar moeten leven met het feit dat opa zelf in Parchman heeft gezeten, als zwarte gevangene, en met de wetenschap dat oma kanker heeft en de strijd niet zal gaan winnen. Moeder Leonie verliest de zorgtaken voor haar kinderen uit het oog en blowt alles bij elkaar.
Wanneer het bericht komt dat Michael vrijkomt, neemt Leonie haar twee kinderen en haar collega Mitsy mee naar de gevangenis om haar man op te halen. Steeds vaker wordt ze geconfronteerd met de geest van haar broertje Given die als een hond over haar waakt. Tegelijkertijd ontmoet Jojo de geest van Richie; de jongen die destijds bij zijn opa in Parchman zat. Hij vertelt hem hoe de geschiedenis werkelijk in elkaar zat.
Ward hanteert gedurende het verhaal een uiterst traag verhaaltempo. Het hele verhaal beslaat slechts een paar dagen, waarbij niet eens de hele dag aan bod komt. De momenten die uitgelicht worden, zijn bijzonder gedetailleerd beschreven en vormgegeven vol gedachtegangen en dialogen. Ward beschrijft deze stukken zo sterk dat je als lezer het gevoel hebt alles te moeten en willen onthouden. Waar dit in het begin enigszins verwarrend werkt (welke details zijn van belang?) blijkt dit later een van de bronnen waar de roman zijn kracht uit haalt; de enscenering is sterker dan ooit.
Sterk daarbij zijn de verhalen van granpa over de tijd in Parchman. Hij vertelt Jojo zijn versie van de tijd dat hij gevangen zat in het kamp en daar moest werken. Dit geeft niet alleen zijdelings een beeld van de rassenscheiding, maar laat tegelijkertijd zien waar Michael wellicht als blanke terecht is gekomen.
Goed gevonden lijkt ook de perspectiefwisseling die Ward hanteert. Het verhaal door de ogen van de kinderlijke Jojo wordt met enige regelmaat onderbroken door het verhaal van moeder Leonie. Zij kijkt op haar manier tegen de situatie aan en laat de lezer de andere kant van het verhaal zien. Geheel in lijn der verwachtingen zijn ook beide perspectieven zeer goed vormgegeven. Jojo spreekt en denkt als een echte twaalfjarige, terwijl Leonie een enigszins volwassener blik toont. Het is deze keuze die de lezer de kans biedt mee te gaan in beide zeer verschillende personages.
Ward toont zich meester in het opwekken van vermoedens gedurende haar verhaal. Langzaam ontvouwt zich het lot dat ligt te wachten en hoewel je als lezer niet echt in spanning af zit te wachten wát er gaat gebeuren, ben je vooral benieuwd naar de manier waarop. Daarin werkt Het lied van de geesten zeer bevredigend. Na de laatste tonen zingt het verhaal nog even door.