Dansen in diep water – Laure Van den Broeck (Marloes)
1954 herleeft
Al in 1954 schreef Willliam Golding Lord of the Flies; een roman over een groep jongens die op een onbewoond eiland terechtkomt. Langzaam verworden de jongens echte wildemannen. Geïnspireerd door Goldings verhaal en getriggerd door het feit dat het alleen om jongens ging, creëerde Laure Van den Broeck haar eigen verhaal. Dansen in diep water kent een interessante basis: net als Lord of the Flies strandt een groep jongeren op een onbewoond eiland. Het betreft nu echter geen jongens, maar een groep meiden. Van den Broeck onderzocht of meiden ook zouden verwilderen: ‘Net als de jongens konden ze niet voorspellen hoe het zou aflopen, maar ze wilden het altijd al eens proberen: overleven op een onbewoond eiland en zien wat ze ervan terecht zouden brengen. Ze zijn hoopvol.’
Als lezer kruip je in de huid van Bess, het iets te dikke, introverte meisje dat het zonder haar ouders moet stellen. Zij landt op een onbewoond eiland en ontmoet al snel een ander meisje: Rafa. Samen trekken ze door de jungle en zwemmen ze in het reine water.
Deze nymfe-achtige start werpt een sprookjesachtig beeld over Dansen in diep water. Toch verandert dit enigszins wanneer Rafa en Bess verder trekken. Ze zien een hutje en ontmoeten vervolgens Kimmy, Sue, January, Olga, tweeling Vera en Venetia, Marlene, Justine en Sally. Van den Broeck werpt binnen no time een scala aan personages op en als lezer voel je de taak te onthouden wie wie is en wie welke rol toegeëigend krijgt. Want die rollen lijken van belang. Elk meisje heeft zo haar eigen karaktertrekken en ergens vertellen die trekken je dat ze belangrijk zijn voor de verloop van het verhaal. De introverte Bess, onzeker over haar uiterlijk, staat bijvoorbeeld haaks op een aantal andere dames dat extraverter is en het verblijf op het eiland ziet als ‘uitje’.
Als snel blijkt dat het eiland niet zomaar rozengeur en maneschijn is: ‘We weten niet waar we zijn en wanneer iemand ons zal vinden. We weten niet of iemand ons zal vinden.’ Als lezer wacht je dan al geruime tijd op het moment dat de ellende over de meiden heen zal komen. Je hoopt haast op de wildemannen uit Goldings roman, maar weet dat je tegelijkertijd een andere show zal krijgen: meisjes zijn immers geen jongens.
En juist dat verschil weet Van den Broeck in Dansen in diep water goed uit te werken. Het verhaal op het onbewoonde eiland is doorspekt met meidenproblemen als jaloezie, jongensgezeur, overgewichtsproblemen en buitensluiting. Van den Broeck zet het middel ‘meidenvenijn’ scherp in en laat op die manier zien dat haar roman een eigen verhaal heeft. Tegelijkertijd voegt ze welbekende meideneigenschappen als zorgzaamheid en trouw toe om relaties op scherp te zetten.
Langzaam ontstaat een boeiend verhaal waarbij een groep meiden teruggedrongen wordt naar de basis van het leven. Ook deze groep verwildert, hetzij op een andere manier. Helaas voor de lezer neemt Van den Broeck een wellicht te lange aanloop voor ze bij dit schakelpunt komt. Stilzwijgend hoop je dat het geheel zal escaleren en Van den Broeck stelt je geduld op de proef.
Zo gezien lijkt Dansen in diep water een roman die aan alle kanten boeit. Ergens klopt dat ook. Toch kan de roman mij niet geheel boeien en vind ik het moeilijk een uitgesproken mening te vormen. De personages, met Bess voorop, floreren niet echt. Hun karakters blijven klein, terwijl ze juist zo groot en écht hadden kunnen zijn. Wellicht is dat het manco dat Dansen in diep water schaadt.